De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft op
5 oktober 2015 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
De werkgever stelde dat de werknemer niet functioneerde. Daarnaast stelde de
werkgever dat de arbeidsverhouding verstoord is en dat, dat een reden is om te
komen tot een ontbinding.

De kantonrechter is van mening dat de werkgever niet
voldoende heeft aangetoond dat de werknemer niet functioneerde. Daarmee kwam de
kantonrechter op de beoordeling van de verstoorde arbeidsverhouding. De
kantonrechter stelt dat voldoende is gebleken dat de verhouding tussen
werkgever en werknemer is verstoord. Echter, zo geeft de kantonrechter aan, is
dat sinds de intreding van de WWZ per 1 juli 2015, niet zonder meer
voldoende om van een verstoorde arbeidsverhouding te spreken. Daarvoor
is volgens de kantonrechter vereist dat van de werkgever redelijkerwijs niet
gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Aan dat
vereiste is in dit geval niet voldaan, omdat de werkgever ten aanzien van de
verstoorde arbeidsverhouding in overwegende mate een verwijt treft.

Gevolg, het verzoek wordt afgewezen. Werkgever en werknemer
blijven aan elkaar verbonden. Is dit een gewenste uitkomst?

Categories:

Tags:

Comments are closed